Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Woord vooraf
Vroeger dan ik zelf had gehoopt, is het mij mogelijk geworden, dit tweede deel van Uit mijn leven in gereedheid te brengen. Mijn gezondheidstoestand heeft zich de laatste anderhalf jaar aanmerkelijk verbeterd en daarmee is mijn werkkracht verhoogd. Helaas, in deze tijd viel de lange, zware ziekte van mijn trouwe, onvergetelijke vrouw, met wier verscheiden eind november 1910 haar lijden een einde nam.
Het tweede deel is veel groter geworden dan ik aanvankelijk had vermoed; het groeide onder mijn handen tot een soort geschiedenis der partij, wat verklaarbaar is door de positie, die ik in de partij innam. Ook kwamen mij nog brieven en aktestukken in handen, die ik verloren waande. Tijdens het rusteloze, met werk overladen leven dat ik langer dan een mensenleeftijd leidde, was voorzichtigheidshalve menig stuk op zij gelegd en vergeten, dat bij grondig navorsen weer teruggevonden werd. Bovendien kwamen, daar ik als mede-erfgenaam van de litteraire nalatenschap van Friedrich Engels voorkwam in het testament, de meeste brieven weer in mijn bezit die ik in de loop van tientallen jaren met Friedrich Engels en Karl Marx had uitgewisseld. De hoofdinhoud van deze brieven, die voor het voornaamste deel dateren uit de tijd der socialistenwet, zal ik in het derde deel verwerken.
Dit zal, natuurlijk op voorwaarde, dat ik het leven en de nodige kracht behoud, na lange tijd verschijnen. De voorarbeid bevindt zich nog in het aanvangsstadium. Mogelijk moet ik dit derde deel in twee stukken verdelen. De inhoud ervan zal omvatten de twaalf jaren socialistenwet, de “heldentijd ” der partij, zoals men deze periode gaarne noemt. Daarmee denk ik mijn publicaties van grotere omvang te besluiten.
Aan het slotdeel zal een naam- en zaakregister worden toegevoegd.
Zürich, 2 september 1911,
A. Bebel