Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2000, lente, (nr. 72), jg. 44
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Gilbert Achcar doceert politieke wetenschappen aan de Université Paris VIII (Saint-Denis) en aan de Amerikaanse Universiteit van Parijs. Zijn boek Communisme et libéralisme. Paradigmes marxistes de la révolution verschijnt eerstdaags. Hij is de samensteller van Le marxisme d’Ernest Mandel, verschenen in de collectie Actuel Marx bij de Presses Universitaires de France.
De beroemde zin van Lord Ismay, van 1952 tot 1957 eerste secretaris-generaal van de NAVO, die zei dat het driedubbel doel van de NAVO was Amerika te verankeren in Europa, Rusland buiten te houden en een heropstanding te beletten van Duitsland (“to keep the Americans in, the Russians out, and the Germans down”), omschrijft goed hoe de leidende Britse kringen toen de essentie van de NAVO zagen.
Vanuit het standpunt van de Verenigde Staten kan dit in de geest van Machiavelli als volgt worden vertaald: de Amerikaanse hegemonie over West-Europa in stand houden, door beroep te doen op de vrees voor de Sovjet-Unie en het communisme en door zich op te werpen als arbiter tussen landen die tot aan de tweede wereldoorlog voortdurend tegenover elkaar stonden als rivalen.
Gedurende de Koude Oorlog (1949-1990) liep dit op wieltjes, op de terugtrekking na van Frankrijk uit de geïntegreerde militaire Organisatie van de NAVO, beslist door Charles de Gaulle in 1966. Het einde van de Koude Oorlog zou echter een moeilijke test worden voor een bondgenootschap dat in functie van de Koude Oorlog was opgezet: vanaf de Top van Londen in 1990 is de NAVO voortdurend bezig geweest te zoeken naar een nieuwe reden van bestaan. Het jaar daarop werd het Pact van Warschau ontbonden, en stelde zich dus de vraag van de ontbinding van de NAVO om eindelijk het “vredesdividend” te kunnen innen. De heroriëntatie van de NAVO op de Top van Rome in 1991 naar tussenkomsten op haar zuidflank, kon begrepen worden als een antwoord met in het achterhoofd de Golfoorlog. In hetzelfde jaar begonnen de gewapende conflicten in de Balkan, die toelieten een veiligheidsopdracht bij te voegen in het hart van Europa zelf. Maar er bestonden andere mogelijke raamwerken dan de NAVO, zoals de Verenigde Naties (VN) en de Organisatie voor Vrede en Samenwerking in Europa (OVSE), die het grote voordeel hadden dat Rusland er deel van uitmaakte.
Na de val van de muur van Berlijn stond het Westen voor een keuze waarop de geschiedenis van de 20ste eeuw een verhelderend licht werpt. Tegenover het Russische rijk, de grote verliezer van de Koude Oorlog, waren er twee mogelijkheden: ofwel de vernedering van de verliezer zoals met Duitsland gebeurde in het Verdrag van Versailles van 1919, ofwel de opname in een eenwordend Europa zoals gebeurde met de Bondsrepubliek na 1945.
De historische ervaring pleitte met des te meer kracht voor het tweede alternatief vermits het Rusland van 1991, zoals het Duitsland van 1945, een radicale omvorming kende en koos voor het politiek en economisch liberalisme van het Westen dat het zolang had bestreden. Zelfs vanuit de belangen van de Verenigde Staten, in de “liberale” optiek in de Anglo-Amerikaanse betekenis van het woord wat verwijst naar de pacifistische overtuigingen van Adam Smith, leek de tweede mogelijkheid aangewezen. Dit sloot ook naadloos aan bij de gaullistische visie op een Europa “van de Atlantische Oceaan tot de Oeral”: de man die Frankrijk gedeeltelijk terugtrok uit de NAVO om zich te onttrekken aan de Amerikaanse invloed, zou na 1991 waarschijnlijk de ontbinding van de NAVO hebben geëist ten voordele van een Euro-Atlantisch zekerheidssysteem beheerd binnen de OVSE en steunend op een Europese defensie. Logischerwijze zou hij gestreefd hebben naar een integratie op termijn van alle landen van Oost-Europa in de Europese Unie, met inbegrip en vooral van Rusland. In de Frans-Russische alliantie zou hij de mogelijkheid hebben gezien om op twee vlakken het evenwicht te herstellen: Europa tegenover het herenigd Duitsland, de wereld tegenover de triomferende Verenigde Staten.
De wil te beletten dat Rusland in het zog van Europa zou komen, dat dan geen nood meer zou hebben aan een strategische alliantie met de Verenigde Staten, is de enige rationele verklaring voor het feit dat de Verenigde Staten de tegenovergestelde keuze hebben gemaakt. Onder druk van de postcommunistische leiders in Oost-Europa, die steun kregen van de Duitse kanselier Helmuth Kohl en van de “realisten” van de Amerikaanse buitenlandse politiek, met op kop Zbigniew Brzezinski en Henri Kissinger, gaf president Clinton na enige aarzeling toe. Hij bevestigde in januari 1994 dat het de bedoeling was de NAVO uit te breiden naar de vroegere Europese vazallen van Moskou. Daarmee bevestigde hij de NAVO als een scherm gericht tegen Rusland en haalde zich de woede van Moskou op de hals.
Zbigniew Brzezinski en Anthony Lake, de belangrijkste denkers achter deze uitbreiding, hebben aan de vooravond van de NAVO-top in Madrid in juli 1997, waar de opname in de NAVO beslist werd van drie oud-leden van het Warschaupact, namelijk Polen, Hongarije en Tsjechië, in de New York Times drie argumenten aangehaald ter ondersteuning van de positie van de Clinton-administratie. Het eerste van de drie argumenten is verbazend: de uitbreiding zou “een noodzakelijke stap zijn om de kracht van de trans-Atlantische band te bestendigen”. Op welke manier versterkt de uitbreiding naar het Oosten de Euro-Amerikaanse alliantie? Men zou kunnen denken dat dit argument slechts holle retoriek is, ware het niet dat het verduidelijkt wordt door het volgende: de twee oud-adviseurs voor nationale veiligheid stellen immers zonder omwegen dat “een uitgebreid bondgenootschap dekking geeft tegen het onwaarschijnlijk maar bestaand risico dat Rusland weer begint zoals vroeger. Het moet ertoe bijdragen te beletten dat dit gebeurt”.
In feite had de volgorde van de argumenten moeten worden omgekeerd: het is door uit te gaan van een potentiële Russische dreiging dat de uitbreiding van de NAVO de trans-Atlantische band versterkt wordt, want de reden van bestaan van deze band is steeds het indijken van Rusland geweest. Op deze manier droeg de uitbreiding van de NAVO met oud-leden van het Warschaupact, bovenop de conflicten in ex-Joegoslavië, bij tot de onderdrukking van iedere gedachte aan een eigen “Europese defensie- en veiligheidsidentiteit”. Die gedachte was geopperd in het zog van de Europese Top van Maastricht in december 1991. Het Frankrijk van Jacques Chirac besliste opnieuw de militaire structuur van de NAVO te vervoegen. De Clinton-administratie, die in de Verenigde Staten naar aanleiding van deze beslissing tot uitbreiding onder vuur kwam te liggen, kon niet anders dan het anti-Russisch postulaat toegeven dat aan de basis lag van de beslissing: “het bondgenootschap moet voorbereid zijn op andere mogelijkheden, inbegrepen de mogelijkheid dat Rusland breekt met de democratie en opnieuw zijn dreigende opstelling van het Sovjettijdperk aanneemt...”
Daarmee hebben we een typisch voorbeeld van een selffulfilling prophecy, want het gevolg van deze opstelling is juist dat de Russische vijandigheid tegenover de alliantie erdoor in de hand wordt gewerkt. De prestigieuze Amerikaanse ondertekenaars van een open brief tegen de uitbreiding van de NAVO, gepubliceerd aan de vooravond van de top in Madrid, zegden niet anders: “De uitbreiding van de NAVO, die in Rusland door al de politieke stromingen wordt verworpen, zal de niet-democratische oppositie versterken, zich keren tegen diegenen die voorstanders zijn van hervormingen en samenwerking met het Westen, de Russen ertoe aanzetten gans het pakket afspraken van na de Koude Oorlog op de helling te zetten en in de Douma de oppositie versterken tegen de verdragen START II en START III.” Dat illustreert wat wel eens het “dilemma van de veiligheid” wordt genoemd, waarbij maatregelen die bedoeld zijn om de veiligheid te versterken in feite de onveiligheid in de hand werken.
In het Amerikaans establishment bevinden zich zowel voorstanders van een “liberale” als aanhangers van een “realistische” aanpak van de buitenlandse politiek. De Clinton-administratie twijfelde tussen beide opties, om tenslotte te kiezen voor een tussenweg, die in Moskou echter ervaren werd als in de grond vijandig: een uitbreiding van de NAVO naar het Oosten, met als troost enkele aalmoezen voor Moskou, om het te belonen voor zijn onmacht. Die aalmoezen waren ondermeer een ondergeschikt zitje in de G7 en de Club van Parijs, economische voordelen, de belofte van een versterking van de OVSE, de herziening van het verdrag over de conventionele troepen in Europa, en vooral een georganiseerde band tussen Rusland en de NAVO.
Dat laatste werd bezegeld in een document ondertekend op 27 mei 1997 in Parijs. Het document begint met in artikel 2 te zeggen dat de NAVO en Rusland elkaar niet meer als vijanden beschouwen. Opmerkelijk dat dit nog uitdrukkelijk moet worden bevestigd! Vervolgens wordt gezegd dat er een mechanisme van raadpleging en samenwerking moet komen. Wat dat echt gaat worden hangt af van de evolutie van de globale verhoudingen tussen Rusland en de NAVO-landen. Het document zegt dat de NAVO “geen enkele bedoeling” heeft nucleaire wapens te ontplooien op het grondgebied van de nieuwe lidstaten (wat niet helemaal hetzelfde is als een uitdrukkelijk engagement het in geen geval ooit te zullen doen). Het document zegt verder dat de NAVO “in de huidige en voorzienbare veiligheidscontext” niet zal overgaan tot “het permanent stationeren van belangrijke bijkomende strijdkrachten” (wat de omvang van deze permanente strijdkrachten in het vage houdt en geen beperkingen oplegt aan tijdelijke troepenconcentraties).
Wat er niet in staat is wat Rusland had kunnen geruststellen, namelijk het engagement geen ex-republieken van de vroegere Sovjet-Unie in de NAVO op te nemen. Zoals op het vlak van de economische hulp, waar we ver staan van het Marshallplan dat Rusland nodig heeft om zijn omschakeling met succes af te ronden, illustreert dit het dilemma van de Clinton-administratie dat goed is omschreven door een Amerikaans tegenstander van de uitbreiding: enerzijds brengt de weigering van hulp het risico van instabiliteit en een opkomend revanchisme in Rusland met zich mee; anderzijds kan de wederopbouw van haar economische macht Rusland herlanceren als regionale grootmacht en de bipolariteit herstellen.
De beslissing tot uitbreiding werd officieel bevestigd op de top van Madrid, in juli 1997. Washington beperkte het aantal toegelaten landen tot drie, tegen de wil van de Europese landen die ook landen als Roemenië en Slovenië tot de eerste lichting wilden toelaten. De lidstaten moesten deze beslissing nog ratificeren. Vooral het Witte Huis had nog veel werk voor de boeg: alhoewel de beslissing vooral gevolgen zou hebben op het Europese toneel, dreigde de uitbreiding paradoxaal vooral in de Verenigde Staten op ernstige weerstand te stuiten.
Het contrast was scherp tussen de intensiteit van het debat in de Verenigde Staten en de manier waarop haast de beslissing tussen de plooien door werd goedgekeurd door de Europese parlementen. Enkel kleine minderheden in Europa verzetten zich tegen deze zeer ernstige ontwikkeling: een paar originele partijen aan de rechterzijde zoals de Lombardische Liga in naam van de onafhankelijkheid van Padanië, plus de communisten en een aantal groene krachten, met soms breuken in de schoot van groene formaties zelf, bv. in Duitsland. In het land van Charles de Gaulle gebeurde de stemming haast onopgemerkt.
Clinton integendeel moest tot het einde knokken om in de senaat de noodzakelijke twee derde meerderheid te halen om de uitbreiding te ratificeren. Terwijl het debat woedde in het establishment maar ook openlijk in de pers, mobiliseerde Clinton alle lobbies die belang hadden bij een uitbreiding: naast de militairen en Buitenlandse Zaken, met Madeleine Albright die regelmatig verwees naar haar Tsjechische achtergrond, speelden de etnische lobbies van Amerikanen afkomstig uit Centraal-Europa een eerste plans rol, naast uiteraard de wapenindustrie die hoopt vette winsten te rapen uit het feit dat de bewapening van de nieuwe lidstaten moet omgewerkt worden om de aansluiting bij de NAVO-systemen te verzekeren.
In deze tijd van bezuinigingen op overheidsuitgaven heeft de Amerikaanse senaat veel meer aandacht gegeven aan de kostprijs van de operatie dan de Europese regeringen, (nochtans volop bezig met de monetaire eenmaking van Europa). Met de hulp van het NAVO-apparaat heeft de Amerikaanse regering het kostenplaatje dus stelselmatig verlaagd, tot aan het groteske toe. Nadat het Congressional Budget Office in 1996 de kost van de integratie van de vier landen van het pact van Visegrad (de drie plus Slowakije) geschat had tussen 61 en 125 miljard over 15 jaar, al naargelang de weerhouden opties, bracht Defensie deze schatting terug tot 35 miljard dollar over 13 jaar, wat nog veel is, maar waarvan slechts 2 miljard over tien jaar ten laste van de VSA zouden vallen! Het Militair Comité van de NAVO deed kort daarop zijn duit in het zakje, door in de herfst van 1997 de bijkomende kost van de lopende uitbreiding voor het budget van de organisatie (waarvan één vierde ten laste van Washington) te schatten op 1,5 miljard over tien jaar, een belachelijke schatting, wat Defensie er niet van weerhield de cijfers onmiddellijk over te nemen ten koste van de eigen berekeningen.
Uiteindelijk werd de ratificatie van het uitbreidingsverdrag gestemd in de nacht van 30 april, met een comfortabele meerderheid van 80 stemmen op 100, na vier dagen geanimeerde debatten. Maar deze goedkeuring werd gekoppeld aan een lange resolutie (meer dan 7.000 woorden) met precieze en dwingende instructies voor de evolutie van de strategische doctrine van de NAVO. Met deze resolutie werd vooruitgelopen op de beslissingen van de Top van Washington in april. Dat toont aan hoe de buitenlandse politiek van de VSA op twee plaatsen wordt beslist, in de Senaat en in het Witte Huis.
Deze belangrijke resolutie bevat verschillende opmerkelijke punten. Het centraal argument om de uitbreiding te rechtvaardigen is “de mogelijkheid van heropstanding van een hegemonische macht in confrontatie met Europa”, die in de verleiding zou kunnen komen Polen, Hongarije en de Tsjechische Republiek binnen te vallen. De resolutie bevestigt dat de beslissingen en het optreden van de NAVO onafhankelijk zijn van elk ander intergouvernementeel forum: de Verenigde Naties, de OVSE, het Euro-Atlantisch partnerschap, enz. Rusland heeft geen enkel vetorecht met betrekking tot de beslissingen van de Alliantie, ook niet via de permanente gemeenschappelijke Raad van de NAVO en Rusland. De NAVO kan optreden buiten het eigen grondgebied indien er overeenstemming is onder de lidstaten over een bedreiging van hun belangen. Het leiderschap van de VSA in de NAVO wordt bevestigd, wat inhoudt dat Amerikaanse officieren de belangrijkste commandoposten moeten bekleden. De militaire en financiële kostprijs moet echter eerlijker verdeeld worden en de uitbreiding mag geen verhoging tot gevolg hebben van de Amerikaanse bijdrage. In de toekomst moet de Amerikaanse president de Senaat raadplegen voor elke verdere uitbreiding.
Dit laatste punt is voor Clinton het vervelendste. Een amendement van de republikeinse senator John Warner (Virginia) dat elke verdere uitbreiding hoogstens kan binnen drie jaar, kreeg 41 stemmen: daarmee is het niet aangenomen, maar 41 stemmen is voldoende om elke nieuwe uitbreiding te blokkeren. Daartegenover staat de officiële “open deur”-politiek van de NAVO, ook voor de Baltische Staten die vroeger deel uitmaakten van de Sovjet-Unie, en waarover Rusland zegt dat hun opname tot oorlog zou kunnen leiden.
Voor de Clinton-administratie was dit een moeilijke keuze: uitstel van de uitbreiding kon de indruk wekken dat er niets meer van gaat komen, terwijl uitbreiding tot moeilijkheden dreigde te leiden met de Senaat die vraagt dat voor iedere verdere stap een balans van de eerste fase van de uitbreiding wordt gemaakt. De integratie van de drie nieuwe leden lijkt op het militaire vlak alles behalve klaar, hetgeen de militaire zending van de NAVO afzwakt. Dat gaat in tegen de visie van de Amerikaanse senaat.
De opname van Litouwen lijkt weinig kans te maken in de Amerikaanse Senaat, indien er in de NAVO zelf daarover al eensgezindheid zou zijn. Wat Slovenië betreft gaat misschien geargumenteerd worden dat de integratie noodzakelijk is om geen opening te laten tussen Hongarije en het grondgebied van de rest van de NAVO. Feit is zeker dat de top van Washington meer gekleurd is door de wensen van de Amerikaanse Senaat, dan door de visie van een aantal Europese regeringen, waaronder die van Parijs en Bonn.
De belangrijkste gebeurtenis op de top van Washington in april 1999 is ongetwijfeld de aanwezigheid van de drie nieuwe lidstaten van het voormalige Warschaupact. De uitbreiding naar het Oosten is het sterkste signaal voor de historische overwinning van het Westen in de Koude Oorlog. Dit geeft spanningen met Moskou, die op zijn beurt de greep rechtvaardigen van de VSA op zijn Europese buren. Iedere alliantie tussen Europa en Rusland, die zou opkunnen tegen de Verenigde Staten, wordt geblokkeerd. Integendeel, de toenemende militaire rol van Duitsland in een alliantie die onder Amerikaanse leiding gericht is tegen Rusland, heeft enkel tot gevolg dat Moskou nog meer schrik krijgt en op zijn beurt goodwill gaat zoeken bij de VSA.
Vandaar dat de uitbreiding van de NAVO naar het Oosten zo belangrijk is. Zij toont de beperkingen aan van de “eigen identiteit” van een Europa dat niet in staat is eigen keuzen te maken in een kwestie die haar toch op de eerste plaats aanbelangt. Het gaat om de toekomst en de veiligheid van Europa. De ontwikkeling van de NAVO en van de relaties met Rusland zijn bepalend voor de politieke en strategische ontwikkelingen op het Europese continent, dat tot voor kort door het ijzeren gordijn in tweeën werd gedeeld. Deze teerling is nu geworpen: het geeft weinig hoop voor de veiligheid van een continent dat in de afgelopen eeuw al zoveel oorlogsgeweld heeft moeten ondergaan.
_______________
[1] Dit artikel is een aangepaste versie van een artikel dat verscheen in het aprilnummer van Le Monde Diplomatique (Frankrijk).